SV | Gij, dochteren Israels, weent over Saul; die u kleedde met scharlaken, met weelde; die u sieraad van goud deed dragen over uw kleding. |
WLC | בְּנֹות֙ יִשְׂרָאֵ֔ל אֶל־שָׁא֖וּל בְּכֶ֑ינָה הַמַּלְבִּֽשְׁכֶ֤ם שָׁנִי֙ עִם־עֲדָנִ֔ים הַֽמַּעֲלֶה֙ עֲדִ֣י זָהָ֔ב עַ֖ל לְבוּשְׁכֶֽן׃ |
Trans. | bənwōṯ yiśərā’ēl ’el-šā’ûl bəḵeynâ hammaləbišəḵem šānî ‘im-‘ăḏānîm hamma‘ăleh ‘ăḏî zâāḇ ‘al ləḇûšəḵen: |
Voor de chiastische structuur in de verzen 19 tot en met 27 zie vers 19.
Gij, dochteren Israels, weent over Saul; die u kleedde met scharlaken, met weelde; die u sieraad van goud deed dragen over uw kleding.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Gij, dochteren Israels, weent over Saul; die u kleedde met scharlaken, met weelde; die u sieraad van goud deed dragen over uw kleding.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!